Een non en een priester staken op een kameel de Sahara door
Op de derde dag viel de kameel plotseling dood neer, zonder waarschuwing.
Nadat ze zich hadden afgestoft, onderzochten de non en de priester hun situatie.
Na een lange periode van stilte sprak de priester.
‘Nou zuster, dit ziet er behoorlijk grimmig uit.’
“Ik weet het, vader.” “Eigenlijk acht ik het niet waarschijnlijk dat we langer dan een dag of twee kunnen overleven.”
“Ik ben het ermee eens.” ‘Zuster, aangezien het onwaarschijnlijk is dat we hier levend uitkomen, zou u iets voor mij willen doen?’
“Alles vader.”
“Ik heb nog nooit de schoonheid van de voorkant van een vrouw gezien en ik vroeg me af of ik die van jou ook zou zien.”
“Nou, gezien de omstandigheden zie ik niet dat het enig kwaad zou kunnen doen.”
De non opende haar habijt en de priester genoot van het zicht en gaf regelmatig commentaar op hun schoonheid.
‘Zuster, zou u het erg vinden als ik ze aanraakte?’
Ze stemde toe en hij streelde ze een paar minuten lang.
“Vader, mag ik iets van u vragen?” “Ja zuster?”
“Ik heb nog nooit de mannelijkheid van een man gezien. Mag ik die van jou zien?”
‘Ik dacht dat dat wel goed zou zijn,’ antwoordde de priester, terwijl hij zijn gewaad optilde. “O vader, mag ik het aanraken?”
Deze keer stemde de priester toe en na een paar minuten strelen toonde hij al zijn mannelijkheid op de hand.
‘Zuster, je weet dat als ik mijn mannelijkheid op de juiste plek inbreng, dit leven kan geven.’
“Is dat een echte vader?” “Ja, dat is zo, zuster.”
“Waarom steek je die kameel dan niet op en laten we hier weggaan.”